Veertien
Hoe oud zullen ze zijn? Blijft lastig om in te schatten. Ik gok op een jaar of veertien. Twee giebelende meiden in de hal van het zwembad. Ik heb net heerlijk gezwommen. Een half uurtje met wat oefeningen als toetje. Altijd een fijn begin van de dag. Ze hebben me gespot en maken stiekem een fotootje. Dat gebeurt wel vaker. Ik loop maar even naar ze toe. Ze schrikken haast een beetje. Maar als ik vraag wat ze aan het doen zijn, komt het gesprek makkelijk op gang. Het is misschien niet de slimste vraag in een zwembad, ze zullen hier wel zijn om te gaan zwemmen. Maar twee giebelende meiden in een zwembad onder schooltijd vraagt wel uitleg. De burgemeester krijgt nooit het antwoord “waar bemoei je je mee”? Bovendien was ik in een ver verleden leerplichtambtenaar en dat verleer je nooit.
Maar nee, ze zitten hier op zwemles. Aan hun accent hoor ik dat ze hier niet geboren zijn. Ik schat Afghanistan. En ja, zwemmen is heel belangrijk in Nederland. En nu mogen ze onder schooltijd leren zwemmen. Na elke zin volgt weer zo’n giebeltje. Mooi. Ze hebben ongetwijfeld al een hectisch leven achter de rug. En hun ouders waarschijnlijk nog wel meer, vluchtend naar veiliger plekken. Ingewikkelde discussies over de opvang van duizenden asielzoekers, zouden moeten beginnen met twee leuke meiden die hun leven struikelend weer opzetten op een andere plek in de wereld. We babbelen nog wat en ik ga verder in een drukke werkdag. De vrolijke meisjes van 14 schommelen nog wat door mijn hoofd.
In de loop van de middag ga ik op bezoek bij een echtpaar dat zestig jaar is getrouwd. Altijd mooi en dankbaar werk. We hebben een fijn gesprek, met het onvermijdelijke ‘60-gebakje’.
De ervaring van honderden bezoekjes leert dat je wat omzichtig moet vragen naar de familie. Als je meer dan 80 jaar op de teller hebt, kan er van alles gebeurd zijn. Ineens hebben ze het over de zoon in Den Haag. En die andere zoon zit in mijn hart, zegt de man vrij plotseling. Hij maakt een vuist en slaat een paar keer op zijn hart. Dan breekt hij. De vrouw staat voor haar leeftijd kwiek op en haalt een oude foto van een jongen. Veertien jaar. Ouder mocht hij niet worden. Het is een halve eeuw geleden, maar ik zie dat het verdriet ze nog naar de keel grijpt. Het was een lieve jongen, beetje terug getrokken, maar een heel leven voor zich. “We missen hem nog elke dag, maar op dit soort dagen nog wel het meest”. Ik doe alsof ik een vuiltje in mijn oog heb, terwijl ik lang naar de foto in mijn hand kijk.