Hetzelfde
Als we bij de bouwplaats komen, zie ik zijn kleine oogjes al glunderen. Daar rijden grote shovels en graafmachines. Als je ruim 1 jaar bent, heb je daar meer oog voor dan voor de meisjes. We passen een dagje op op GKJ (Geweldige Kleinzoon Jelte). Dat vindt hij niet erg. En wij ook niet. Aan het eind van een drukke werkweek is het heerlijk om een dagje met zo’n mannetje te lummelen.
Op weg naar het winkelcentrum in De Meern kijkt hij in zijn buggy zijn ogen uit. Of het nu een hondje is, een vogel in de boom of een meneer met een pet, alles is even interessant. Ondertussen zal hij weten dat Beppe en opa Nederlands hebben gestudeerd: hoe doet het vogeltje, wat zegt de koe, en het hondje doet…? Eerlijk is eerlijk, hij doet goed zijn best. Op zijn manier praat hij honderduit. En ja, ‘beppe’ zegt hij wel, maar ‘opa’ volgt blijkbaar in de komende lessen. Die lieve Beppe ziet hij dan ook elke week. Ik heb onverwachte concurrentie.
In de winkels is het ook feest. Iedereen heeft wel een leuk woord en een knipoogje over voor het lieve mannetje. Bij de bakker worden we verwelkomd alsof we doof zijn: “Hallooo, leuk hoor, hoe gaat het”! Lohues schreef het ook al eens: in het Westen praten ze zo hard. Maar ze bedoelen het vast wel goed.
Op de terugweg wijst hij als een kleine dirigent naar de overkant van de weg. Daar is de graafmachine op de bouwplaats alweer druk bezig: broemmm. Thuis gekomen vertelt hij het nog even aan zijn lieve mama: broemmm.
Die bouwplaats blijkt een bron van zorg in de wijk. Ze laat me een brief van de gemeente Utrecht lezen. Op die plek wordt de mogelijkheid onderzocht van een opvangplek voor circa 100 Oekraïense vluchtelingen. De buurt-app ontplofte bijna: “ik weet niet of ik daar zo blij mee ben”, was nog de voorzichtigste uitdrukking. En dat in een wijk waar je geen huis onder de 5 ton koopt. De overkant van de weg (huizen boven een miljoen) schreeuwde nog het hardst. De mama van GKJ schudt haar hoofd: die mensen moeten toch ook een plekje hebben, het is daar vreselijk. Opvoeding loont.
Terwijl GKJ een plekje op mijn schoot zoekt, vertelt zijn mama dat ze samen in de bibliotheek waren. Twee jongetjes vroegen hoe oud hij was. “En jullie?”. “Ik ben vijf”, zei de ene. “Ik ook”, zei de andere vrolijk. “En we zitten in dezelfde klas!”. “En we hebben ook dezelfde meester!”. “Dus eigenlijk zijn we hetzelfde, zei het jongetje van Nederlandse komaf. En hij wees trots naar zijn vriendje die zichtbaar van Aziatische komaf was. En die keek net zo blij terug… .