Dwalen
Als ik de woonkamer van het verzorgingshuis in Beverwijk binnen loop, zie ik haar eerst niet. Een groep bewoners doet een wat onduidelijk spel. Zij ziet mij wel. “Hee Eric, nou, dat is leuk. Mensen, dit is Eric, mijn neefje, zeg maar neef. Nou ik ga meteen met hem mee.” Nicht Ineke loopt tegen de 70. Na het overlijden van haar man, ging het hard achteruit: “het ging niet goed meer in mijn hoofd”.
We lopen over de gang naar haar kamer. Je ziet dat er moeite is gedaan om het geheel wat gezellig aan te kleden: wat goed bedoelde amateurkunst, een strobloempje en een rieten stoeltje, dat net als de bewoners ook betere tijden heeft gekend. “Hoe is het in Emmen”, vraagt ze”.
In haar woonkamer staat een bed en een eenvoudig zitje. Er hangt een groot bord met de dagen: bij elke dag staat geschreven wat er te doen is. Een grote klok geeft de tijd aan. Er hangt een mooie foto waarop ze wordt omringd door haar leuke kinderen en kleinkinderen. “Wat een mooie foto hè”. We hebben een mooi gesprek. Voorzichtig zoek ik in de kieren van haar geheugen naar wat nog bekend is. We hebben het over mooie jeugdherinneringen waarin we met de familie zoveel plezier hadden in de kleine Amsterdamse flat. “Ja, dat was heel leuk,” zegt ze wat flets, “maar hoe is het in Emmen”. Ze komt de dag nog redelijk vrolijk door, maar ze mag niet naar buiten. Dat snapt ze wel, want “dan ben ik zo aan het dwalen. Maar leuk, dat je er bent, en hoe is het in Emmen”.
Haar situatie lijkt op die van Neeltje, onze iets oudere lieve studievriendin. We woonden in de studiejaren dichtbij elkaar in Groningen, in de wijk Lewenborg. Nu woont ze er nog. Naast onze oude flat is een verzorgingshuis gekomen voor demente mensen. Als we op bezoek komen, kunnen we net als bij Ineke lang wachten op koffie. Het geeft niet, het gaat om het fijne gesprek. Ze herkent ons gelukkig nog wel. Maar het boek dat er vorige maand lag, ligt nog ongelezen op het koffietafeltje.
Als ik de opening van het fraaie Gastenhuis aan de Prinsenlaan doe, breng ik Ineke en Neeltje tot leven. Wat fijn dat we in Emmen weer een plek erbij hebben voor mensen met dezelfde kwaal. Hier mag je wel zo naar buiten. Als je gaat dwalen, word je wel weer opgespoord.
De bouw had heel wat voeten in de aarde. Ook ik ben dol op trapveldjes, maar soms gaan er andere belangen voor. Want op een dag zouden we allemaal wel eens moeten gaan wonen in zo’n zorgzaam Gastenhuis. Ineke en Neeltje hadden ook geen keus.