De predikant
Laatst woonde ik in een andere gemeente een raadsvergadering bij, omdat een collega afscheid nam. Bij aanvang van de vergadering gaf de (plaatsvervangend) voorzitter alle raadsleden de gelegenheid voor een korte overdenking. Die is vaak het compromis tussen gelovige en niet-gelovige raadsleden. Een ‘overdenking’ biedt de kans om te gaan bidden. Maar je kan ook je gedachten aan heel andere zaken besteden, vergelijk de twee minuten stilte op 4 mei.
Hoewel ik van huis uit katholiek ben opgevoed, blijf ik het wat merkwaardig vinden. De scheiding van kerk en staat is in Nederland een belangrijke waarde. Of om het wat minder deftig te zeggen: in een kerk kom je bijeen om te bidden, in een raadszaal kom je bijeen om te vergaderen. Dat moet je niet door elkaar laten lopen.
Toch begon rond 1970 nog bijna tweederde van de raadsvergaderingen met een ‘ambtsgebed’, uitgesproken door de burgemeester. Met de ontkerkelijking is dat percentage hard terug gelopen. Toch gebeurt het nog in circa 20% van de gemeenten, bijvoorbeeld in de Bible Belt.
Op een maandag komen kerk en staat in de raadszaal van Emmen bij elkaar. De Raad van Kerken heeft gevraagd of zij met de predikanten bijeen mag komen op het gemeentehuis. Bovendien wordt de burgemeester om een openingswoord gevraagd voor deze ontmoeting.
Nu is het gemeentehuis geen zalenverhuurbedrijf. Maar voor ontmoetingen die ‘de gemeenschap’ dienen, vormt het gemeentehuis een plek voor iedereen.
In mijn welkomstwoord onderstreep ik dat bijzondere woord ‘gemeente’. Dat is afgeleid van ‘de meente’. Dat stond vaak voor een stuk gemeenschappelijke weidegrond ( de ‘gemene gronden’).
In die gemeente leeft een gemeenschap, waar we als kerk en staat in betrokken zijn. We delen onze zorgen. Net als de kerken zijn we als gemeente bezorgd over bijvoorbeeld de toenemende polarisatie (denk aan het vluchtelingen-debat). Steeds meer mensen keren zich af van de instituten. Ze haken af bij de kerk, maar ook bij de politiek. En hoewel het met veel mensen in de gemeente goed gaat, maken we ons ook zorgen over een groep mensen die tot de armste laag van de bevolking wordt gerekend.
Toch geef ik in mijn welkomstwoord ook aan dat we enig vertrouwen moeten hebben in de toekomst. Zo is er nog steeds veel vertrouwen in instituten als de politie, de rechtspraak en de lokale overheid. En nog nooit hebben zoveel mensen wat betekend voor anderen in de vorm van vrijwilligerswerk en mantelzorg.
De kerk en de gemeenten kunnen gezamenlijk een rol spelen om dat vertrouwen in de Nederlandse samenleving te versterken. De predikanten en de burgemeesters hebben daarbij vooral de rol van ‘verbindende leiders’. In een steeds ingewikkelder samenleving kunnen we veel voor elkaar betekenen, maar zeker ook voor de gemeenschap.